Mendelssohn: Lobgesang

Het leven van een componist gaat niet altijd over rozen. Bach, bijvoorbeeld, werd tijdens zijn leven niet begrepen, Mozart stierf arm, Beethoven werd doof, Schumann werd gek, Stravinsky werd uitgefloten... Meestal wordt een componist pas beroemd na zijn dood. Dat is ook nu nog zo. Probeer maar eens een componist van hedendaagse klassieke muziek te bedenken wiens naam net zo bekend is als die van Bach of Beethoven.  

Maar het kan ook anders. De Duitse componist Felix Mendelssohn Bartholdy is een echt zondagskind. Hij wordt geboren onder voor een componist ideale omstandigheden. Zijn grootvader is een beroemde filosoof, zijn vader een rijke bankier en zijn moeder is literair begaafd. Moeder Lea geeft Felix zijn eerste muzieklessen. Al snel blijkt dat hij buitengewoon begaafd is, en worden de beste muziekleraren die er maar te vinden zijn voor hem ingehuurd. Hij krijgt niet alleen pianoles, maar ook vioolles, orgelles en muziektheorie. Als hij negen jaar is, geeft Felix zijn eerste concert. Als hij tien is wordt voor het eerst een compositie van zijn hand, het Lied zum Geburtstag meines guten Vaters, (lied voor de verjaardag van mijn goede vader) in het openbaar uitgevoerd. 

Felix heeft niet alleen talent voor muziek. Ook zijn gewone schoolwerk doet hij fantastisch. Hij is goed in geschiedenis, aardrijkskunde, Frans, schilderen, sport, schaken... Bovendien is hij erg geïnteresseerd in wetenschap en bestudeert hij de werken van de Griekse filosofen. Als hij 11 is schrijft hij een prachtig gedicht over het leven van zijn broertje Paul, waarin op humoristische wijze het dagelijks leven bij hen thuis wordt beschreven.  

Zondag is de dag waarop in huize Mendelssohn gasten worden ontvangen. De hele Berlijnse elite komt bij het gezin over de vloer, en zo ontmoet Felix al op jonge leeftijd veel beroemde schrijvers, schilders, filosofen en musici. Er wordt vrijwel altijd gemusiceerd, en ook Felix krijgt volop de gelegenheid zich te laten horen. Op zijn twaalfde verjaardag word er zelfs een speciaal theater gebouwd in de hal van het huis. Felix heeft namelijk een opera geschreven, en er is een professioneel gezelschap ingehuurd om het werk uit te voeren.  

Als Felix 16 is, neemt zijn vader hem mee naar Parijs om hem aan de directeur van het conservatorium voor te stellen. Deze is zo onder de indruk van Felix' capaciteiten, dat hij hem uitnodigt om in Parijs te komen studeren. Op zijn zeventiende componeert Felix al muziek die gerekend wordt tot de hoogtepunten uit de muziekliteratuur. Het is het begin van een glanzende carrière als componist en dirigent.

Als Duitsland zich voorbereid op het vieren van vierhonderd jaar boekdrukkunst, spreekt het dan ook vanzelf dat Mendelssohn wordt gevraagd feestmuziek te schrijven. Hij componeert een werk dat hij zelf omschrijft als "een symfonie-cantate op woorden uit de heilige schrift". De eerste drie delen zijn puur instrumentaal (symfonisch); Fragment 1 in het laatste deel, de cantate, voegen een koor en drie solisten zich bij het orkest. Het is een nieuwe tussenvorm waarmee Mendelssohn kerkelijke en wereldlijke muziek wil samenbrengen.  

De cantate, het Lobgesang (loflied), wordt ook wel zonder de eerste drie delen uitgevoerd. De tekst ervan bestaat uit negen losse bijbelteksten die Mendelssohn met behulp van de muziek met elkaar verbindt. De gezamenlijke boodschap van de bijbelteksten is dat de mens het geluk vindt door het woord van God, en dus door de (gedrukte) bijbel. Het is een magistraal werk, met fraaie koren en lieflijke aria’s fragment 2, en uitermate geschikt voor de feestelijke gebeurtenis waarvoor het is bedoeld. De eerste uitvoering maakt dan ook grote indruk. fragment 3 

Maar de drukte die het succes met zich meebrengt, trekt een zware wissel op Mendelssohns gezondheid. Door oververmoeidheid is hij een tijdlang doof. Hij geneest wel weer, maar blijkt toch teveel van zichzelf te hebben gevergd en hij sterft, nog maar 38 jaar oud, aan een reeks hartaanvallen.