Het Slagwerk

De pauken

Een pauk is een grote, bolle trommel van koper. Je speelt erop met stokken - soms van hout, maar vaak met zacht vilt aan de uiteinden. De eerste pauken dateren uitde 14e en 15e eeuw (de riddertijd, dus!). Ze werden gespeeld in paren, aan beide kanten van een paard gehangen. Eerst werden pauken vooral gebruikt door mensen van adel, en daarna ook in legers. In de 17e eeuw begonnen men ze in de kerk te gebruiken, en kort daarna kregen ze een plaats in orkesten. Pauken zijn de belangrijkste slagwerkinstrumenten in het symfonieorkest. Pauken kunnen door middel van stemschroeven of een pedaal worden afgesteld zodat ze dezelfde toonhoogte hebben als het orkest. De pauk klinkt het mooist wanneer het vel ongeveer 8 cm van de rand wordt aangeslagen. Een paukenist in een symfonieorkest bespeelt minstens twee, maar ook vaak vier of vijf pauken!

De kleine trom

De kleine trom wordt zowel in fanfares gebruikt als in het symfonieorkest. De trom wordt bespeeld met houten stokken. De kleine trom heeft aan de onderkant een matje met snaren dat door een mechaniek tegen het vel kan worden gespannen waardoor een ratelend geluid ontstaat.

Bekkens

Bekkens lijken een beetje op grote pannendeksels, en zijn van koper of messing gemaakt. Bekkens waren al in gebruik in Egypte in de 8e eeuw voor Christus! Tot de tweede helft van de 18e eeuw werden ze in het westen maar weinig gebruikt. Tot de zogenaamde "Turkse" muziek in Europa werd geïntroduceerd. Sindsdien zijn ze een onmisbaar deel van het symfonieorkest geworden. Je kunt er twee tegen elkaar slaan (slagbekkens) of je kunt er met een stok op slaan (hangend bekken).

De grote trom

De grote trom is inderdaad ook de grootste van alle trommels in het orkest. Hij werd pas echt gebruikelijk in de 18e eeuw. Omdat hij zo groot en zwaar is, zit de grote trom op een standaard, en moet je hem staand bespelen. De grote trom maakt een heel laag geluid, maar wordt niet gestemd op een exacte toonhoogte, zoals een pauk. De stok waarmee je speelt heet een knuppel.

De xylofoon

De xylofoon bestaat uit een reeks houtblokken (Xylos is Grieks voor hout), die we toetsen noemen. Ze zijn elk op een andere toon gestemd. Ze zitten op een standaard, en lijken op reuze-pianotoetsen. Onder elke toets hangt een buis die de klank versterkt. Je speelt er op door op de houtblokken te slaan met stokken - soms met twee, maar soms worden ook vier stokken gebruikt met twee handen. De Xylofoon is een van de familieleden van de melodische slagwerkinstrumenten. Andere leden zijn: klokkenspel, vibrafoon, marimba en buisklokken. De xylofoon kreeg een plaats in het symfonieorkest in 1874, toen de componist Camille Saint-Saëns er een belangrijke partij voor schreef in zijn Danse Macabre. Dit muziekstuk is een dans van spoken, geesten en andere griezelige dingen. De xylofoon moet de ratelende botten van skeletten voorstellen.

De xylofoon
De xylofoon